Eén van die collectieve angsten is normvervaging bij de
jeugd. Kranten staan er vol van. Kinderen die zich in het crimineel circuit
begeven, gaande van vandalisme en drugsdelicten tot diefstal en gewelddadige
overvallen, zijn geen uitzondering meer. Meer verontrustend nog is het feit dat
de kinderen alsmaar jonger worden en de misdaden die ze plegen alsmaar
driester. Een film die inspeelt op deze angst is het Britse Eden Lake (2008).
Regisseur James Watkins liet zich in een interview ontvallen dat de teloorgang van de jeugd in zijn land en de ontoereikende opvoeding van ouders een groot maatschappelijk probleem is. Met deze film wilde hij de mogelijke extreme gevolgen daarvan aankaarten. Eden Lake begint met een koppel dat er tussenuit knijpt om een weekend door te brengen aan een idyllisch meer. Daar duurt het niet lang voor ze worden lastig gevallen door een groepje hangjongeren dat steeds verder gaat in verbale en lichamelijke pesterijen. De onderlinge spanningen monden al snel uit in een grimmige confrontatie, gevolgd door een razend spannend kat-en-muisspel waarin de vrouw van het koppel moet vechten voor haar leven. De ontknoping is een deprimerende apotheose die beslist tot nadenken stemt.
Regisseur James Watkins liet zich in een interview ontvallen dat de teloorgang van de jeugd in zijn land en de ontoereikende opvoeding van ouders een groot maatschappelijk probleem is. Met deze film wilde hij de mogelijke extreme gevolgen daarvan aankaarten. Eden Lake begint met een koppel dat er tussenuit knijpt om een weekend door te brengen aan een idyllisch meer. Daar duurt het niet lang voor ze worden lastig gevallen door een groepje hangjongeren dat steeds verder gaat in verbale en lichamelijke pesterijen. De onderlinge spanningen monden al snel uit in een grimmige confrontatie, gevolgd door een razend spannend kat-en-muisspel waarin de vrouw van het koppel moet vechten voor haar leven. De ontknoping is een deprimerende apotheose die beslist tot nadenken stemt.
De kracht van Eden Lake schuilt ongetwijfeld in het
geloofwaardige scenario dat afwijkt van de dagelijkse horrorclichés. De scènes
aan het begin en het einde, waar openlijk kritiek geuit wordt op de gebrekkige
opvoeding van sommige ouders, laten zien dat Watkins niet enkel een
spreekwoordelijke adrenalinerush beoogt. Nee, deze regisseur heeft iets te vertellen
en doet dat aan de hand van soms erg harde beelden waarin duidelijk mag zijn
dat de kinderen van vandaag geen lieverdjes meer zijn.
Ook Funny Games U.S. (2007) van Michael Haneke – een bijna
exacte kopie van het originele Funny Games (1997) – doet hier geen twijfel over
bestaan. Paul en Peter zijn twee tieners die er niets beters op verzinnen dan
de verveling tegen te gaan met het terroriseren van een gezinnetje dat op
vakantie is. Deze schijnbaar beschaafde jongens zoeken allerlei excuses om zich
in de buurt van het vakantiehuis te begeven, tot de vrouw des huizes er genoeg
van krijgt. Wat begint met psychologische intimidatie mondt gaandeweg uit in
een extreem gewelddadige confrontatie.
Net zoals in Eden Lake ligt normvervaging en verveling aan de basis van het gedrag van de jongeren die, gehuld in hagelwitte kledij en fluwelen handschoentjes, doen denken aan het stelletje psychopaten uit A Clockwork Orange (1971). Hoewel de aanpak van Haneke een stuk directer is dan die van Kubrick, zijn beide films thematisch nauw verwant. Zowel de maatschappij die geen oplossingen biedt als als de afwezigheid van een goede opvoeding blijken in sommige gevallen nefast voor de sociale ontwikkeling van de jeugd.
Met Funny Games wilde Haneke zijn publiek confronteren met de duistere zijde van de mens en aantonen dat geweld zich onomkeerbaar in het dagelijks leven genesteld heeft. In één welbepaalde scène richt een personage zich zelfs rechtstreeks tot de kijker om deze doelstelling kracht bij te zetten. Omdat zijn oorspronkelijke film slechts een arthousepubliek wist te bereiken, heeft Haneke besloten om tien jaar later deze nachtmerrie nog eens over te doen in het Engels en met een handvol steracteurs. Missie geslaagd, want Funny Games blijft een stevige stomp in de maag.
Een andere maatschappelijke tendens waar sinds de aanslagen
van 9/11 veel over gesproken en geschreven wordt, is religieus fanatisme.
Hoewel dit van alle tijden is – denk maar aan de bloederige kruistochten en
heksenvervolgingen – kreeg dit fenomeen het laatste decennium door de mondiale
religieuze verhoudingen een nieuwe dimensie. Voor veel mensen blijkt hun geloof
of bijgeloof veeleer een dogma dat leidt tot fanatieke ideeën en gedragingen,
dan een handleiding tot een beter leven. Een gruwelijk realistisch voorbeeld
hiervan is House of the Devil (2009), waarin een babysitter ten prooi valt aan
een sekte van duivelaanbidders.
Samantha is een arme studente die dringend geld wil bijverdienen om haar studentenkamer te kunnen betalen. Haar oog valt op een advertentie om te gaan babysitten in een afgelegen landhuis. Wanneer ze ter plaatse arriveert, schrikken de vreemde maniertjes van de heer des huizes (vertolkt door een schitterende Tom Noonan) haar af, maar een stapeltje dollarbiljetten doet haar toch besluiten om te blijven. Regisseur Ti West brengt met deze occulte thriller een ode aan de jaren ’80. De typische klederdracht en kapsels, de locaties, de stoffige look en de combinatie van cheesy rockdeuntjes met zachte pianomuziek en snerpende strijkers werpen je zo vijfentwintig jaar terug in de tijd.
Het grootste deel van de speeltijd besteedt West aan een zorgvuldige opbouw waarin de suspense naar een hoogtepunt gevoerd wordt. Als kijker lopen we mee met Samantha die haar nieuwsgierigheid niet kan bedwingen en stelselmatig alle kamers van het grote huis verkent, tot ze op de zolderkamer kennismaakt met haar lot.
Pascal Laugier pakt het met Martyrs (2008) helemaal anders
aan, maar vertrekt vanuit hetzelfde uitgangspunt waarin enkele sekteleden tot de
vreselijkste dingen in staat zijn in naam van hun geloof. Hun missie bestaat erin een antwoord te vinden op de vraag of er leven is na de dood. Hiervoor
ontvoeren ze jonge vrouwen - martelaren - die ze opsluiten in een onderaardse kelder
en wekenlang folteren tot ze zich in de overgang tussen leven en dood bevinden,
hopend dat ze nog de kracht in zich hebben om te beschrijven wat ze zien.
In tegenstelling tot House of the Devil blijft Martyrs niet gespeend van expliciete beelden. Je moet behoorlijk wat kunnen verdragen om je door bepaalde scènes heen te worstelen, maar de werkelijke gruwel schuilt in het fanatisme waarmee de sekte opereert. Het idee dat je als jonge vrouw zomaar van de straat geplukt kan worden om als proefkonijn te fungeren in een diabolisch experiment, is nog akeliger dan de folteringen zelf. Van de vloedgolf aan Franse shockcinema waar we het laatste decennium mee overspoeld werden is dit wellicht het beste exemplaar, net omdat het vindingrijke scenario een enorme meerwaarde biedt aan de audiovisuele nachtmerrie.
Eén van de meest verguisde films van de laatste jaren is
Hostel (2005). Deze martelhorror van Eli Roth
mag dan weinig met hangjongeren of religieus geweld te maken hebben, het
is wél een toonbeeld van een perverse maatschappij waarin sommige mensen zo
verzadigd zijn dat ze op zoek gaan naar een extreme hobby om hun leven meer
kleur te geven. Zo vormen de getoonde martelingen een onrechtstreekse parallel
met de martelingen in de gevangenis van Abu Ghraib tijdens de Amerikaanse
bezetting van Irak in 2004. Het toont aan dat realiteit en fictie soms dichter
bij elkaar liggen dan we durven denken.
De film begint met drie jongeren die op doorreis zijn in
Oost-Europa, op zoek naar seks, drank en wiet. Aangekomen in Slowakije
maken ze kennis met de couleur locale: vervallen gebouwen, grauwe steegjes,
teruggetrokken bewoners en kinderbendes. Ter plaatse vinden ze een herberg waar
eveneens enkele mooie vrouwen logeren. Hun vakantie kan niet beter beginnen, tot niet veel later één van hen verdwijnt en de paniek toeslaat. De overige twee besluiten nog even te blijven, maar worden
dan gedrogeerd om vervolgens wakker te worden in een verlaten fabriek.
Hostel is zoals zijn reputatie terecht doet vermoeden rijk aan pijnlijke folteringen met allerlei werktuigen. Echter, evenals in Martyrs zijn deze scènes slechts hulpmiddelen om het achterliggende idee kracht bij te zetten. In dit geval een eliteclub met leden van over heel de wereld die massa’s geld betalen aan een lokale undergroundorganisatie om onschuldige toeristen tot de dood te mogen martelen. Gewoon voor het plezier, want het echte leven is al saai genoeg. In dit opzicht is Hostel een voorbeeld van een steeds perverser en decadenter wordende samenleving waarin morele grenzen telkens verlegd worden, met extreem gewelddadige uitwassen tot gevolg.
Het martelen gaat lekker door in The
Poughkeepsie Tapes (2007), waarin we zien hoe de verbrokkelende sociale cohesie
in de maatschappij de voedingsbodem vormt voor ’s werelds meest gevreesde
roofdier: de lustmoordenaar. Aan de hand van teruggevonden videotapes
reconstrueert deze nepdocumentaire de activiteiten van een
psychopaat die de politie telkens te slim af is. Ongetwijfeld
geïnspireerd door bestaande zaken streven de makers een soort confronterend
realisme na. De getoonde beelden zijn dan ook even wansmakelijk als gestoord,
maar het is vooral de slinksheid en het doordachte patroon achter de wandaden
van deze lustmoordenaar die je een ongemakkelijk gevoel bezorgen. In dat
opzicht zijn niet zozeer de lichamelijke martelingen als wel de psychologische
terreur en de totale vernedering behoorlijk aangrijpend. De scène waarin één
van zijn slachtoffers haar emotionele en psychische afhankelijkheid ten
opzichte van "haar meester" verklaart, getuigt van de maximale
destructie van de innerlijke mens. Het zwartgallige einde helpt ook al niet om even op adem te komen.
Wereldwijd belanden er jaarlijks weerloze slachtoffers in de klauwen van dergelijke monsters. Het feit dat het iedereen kan overkomen zorgt voor een soort realiteitsgehalte dat dergelijke thema’s zo beangstigend maakt. Hoewel films over seriemoordenaars dus naadloos aansluiten op de actualiteit, zijn ze geen nieuw fenomeen. Reeds een halve eeuw geleden zette Alfred Hitchcock de cinemawereld op zijn kop met Psycho (1960). Door voor het eerst een menselijk monster op het publiek lost te laten, luidde hij het einde in van een tijdperk waarin Frankenstein- en Dracula-films tot in het oneindige gerecycleerd werden.
Het feit dat de hedendaagse horrorcinema teruggrijpt naar op
realiteit gestoelde gebeurtenissen in plaats van gotische literatuur en
buitenaardse monsters, is misschien een signaal dat er iets fundamenteel mis is.
Want blijkbaar biedt de aftakeling van onze samenleving inspiratie te over voor regisseurs van horrorfilms. Kortom, als de hierboven besproken
films werkelijk een spiegel zijn van een maatschappij waarin minderjarig
crapuul, moordenaars, religieuze fanatici en psychopaten perfect
gedijen, wordt het dan geen tijd dat we ons zorgen beginnen te maken?
hey ik mis ''I spit on your grave". Maar ook deliverance, die weliswaar een voorspellende element bevat. Maar goed zo zijn er meer in dit genre
BeantwoordenVerwijderenTomrayder (junior member denachtvlinders)
Verkracht worden door hillbillies lijken me geen alledaags fenomeen. Verkrachtingen in het algemeen wel, daar heb je een punt. Misschien een idee voor een volgende special: de rape&revenge film. Bedankt voor je bijdrage.
Verwijderen