In volgend artikel komen de meest essentiële films binnen dit bedenkelijke genre aan bod en zal duidelijk worden dat de kannibalenfilm een breed spectrum aan stijlen bestrijkt, gaande van choquerende cinema over psychologische drama's tot dolkomische splatterfestijnen .
1. Ritueel kannibalisme
Algemeen wordt aangenomen dat Umberto Lenzi de aftrap gaf
voor een reeks gruwelijke, veelal Italiaanse genrefilms over blanken die een
expeditie naar de jungle ondernemen en aldaar worden gevat en verorberd door "de laatste kannibalenstam". Op enkele uitzonderingen na is kannibalisme in dit genre
een reactie van de kannibalen op westerlingen die hun territorium
binnendringen. Aanvankelijk wordt vaak nog afwachtend gereageerd door de
inheemse stam, maar wanneer de indringers de spot drijven met hun
culturele gebruiken, gaan ze over tot actie. Dit stramien verloopt volledig naar analogie met de avonturenfilm The Naked Prey (1966), waarin een Afrikaanse stam wraak neemt voor de beledigingen van een groepje blanke stropers. Deze in Zuid-Afrika gedraaide film bevat, naast een korte scène waarin een in klei gemetselde man aan het spit gebraden wordt, veel dierenleed, een kenmerk dat we steevast terugzien in de Italiaanse kannibalenfilm.
In Man From Deep River (1972) wordt een Amerikaanse
fotograaf gevangen genomen nadat zijn gids vermoord wordt door een inheemse
stam in het grensgebied tussen Thailand en Myanmar. Het lijkt erop dat de man
zal vetgemest worden om na een rituele slachting op het bord van de stamleden
te belanden. Maar hij weet zich verbazingwekkend snel te integreren, wordt
zelfs verliefd op één van de plaatselijke deernen en geraakt zodanig
geacclimatiseerd dat hij niet meer weg wil uit zijn nieuwe habitat. Getekend door gratuit naakt en buitensporig geweld was deze prent de voorbode van heel wat smerigheid.
Het duurde echter nog een aantal jaren voor andere Italiaanse regisseurs zoals Joe D’Amato, Antonio Margheriti, Sergio Martino en Marino Girolami het voorbeeld volgden van Lenzi. Met het jungle-avontuur als voornaamste ingrediënt is de link met Robinson Crusoë en de vele zwart-wit Tarzan- en Jungle Jim-films - met ene Johnny Weissmuller in de hoofdrol - snel gelegd. Behalve dan dat dit nieuwe genre de nadruk legde op extreem geweld en ultragore special FX.
Wat dat laatste betreft was er één man die de cinemawereld volledig op zijn kop zette: Ruggero Deodato. Met Last Cannibal World (1977) hield hij reeds een generale repetitie voor wat later als één van de meest notoire horrorfilms aller tijden zou gelden: Cannibal Holocaust (1980), in meer dan 50 landen verbannen omwille van de choquerende beelden en het schijnbare realiteitsgehalte als gevolg van de documentairestijl.
Aan de hand van teruggevonden filmmateriaal wordt het verhaal verteld van expeditieleden die contact maken met een indianenstam in de Zuid-Amerikaanse jungle. Het immense cultuurverschil leidt tot een eerste schok wanneer de Westerlingen getuige zijn van een gewelddadig ritueel waarbij stamleden de genitaliën van een overspelige vrouw verminken en haar vervolgens met de vagina op een speer spiesen. Wat verderop in de film krijgen de indianen het flink op de zenuwen van de dominante en arrogante westerlingen die hun territorium en gebruiken respectloos bejegenen, met alle gevolgen van dien.
De gevolgen van overspel. |
De special FX tijdens de geweldsequenties hebben een
dergelijk hoog fotorealisme dat regisseur Deodato naderhand tegenover een
rechtbank moest aantonen dat het allemaal slechts in scène gezet was. Men verdacht hem er namelijk van een snuff-film gemaakt te hebben. Uiteraard werkte deze
controverse net uitnodigend waardoor de film al snel een brede en trouwe
aanhang verwierf onder horrorliefhebbers.
De confronterende visuele stijl van de Italiaanse
kannibalenfilm kent zijn oorsprong in de Mondo-documentaires (met Mondo Cane
(1962) en Africa Addio (1966) als bekendste voorbeelden) waarin vreemde
gebruiken en rariteiten uit exotische landen op ongenuanceerde wijze belicht
worden. Bovendien riekt het gros van de kannibalenfilms op verhaaltechnisch vlak
naar exploiterende pulp. Cannibal Holocaust is hierop een uitzondering, in die
zin dat het spitsvondige scenario in combinatie met de ongemakkelijke score van
Riz Ortolani een doeltreffend angstklimaat creëert. Desondanks bezorgt het
nodeloze dierenleed, dat van meet af aan inherent bleek aan dit genre, ook dit
meesterwerkje een bittere nasmaak. Zo is bijvoorbeeld te zien hoe een levende schildpad
ontdaan wordt van schild en ingewanden terwijl het dier spartelt van de pijn.
De enige film die qua shockfactor en overtuigende effecten in
de buurt komt van Cannibal Holocaust is Cannibal Ferox (1981), over enkele
drugdealers die in handen vallen van kannibalen en op de meest weerzinwekkende
manieren om het leven komen.
Eaten Alive (1980) is niet veel meer dan een flauwe herhalingsoefening van wat het genre tot dusver had voortgebracht.
Cannibal Apocalypse (1980) is dan weer interessant omdat men afwijkt van het vaste stramien door kannibalen uitzonderlijk los te laten in een grootstad. Daarnaast wordt het kannibalisme niet zozeer als ritueel fenomeen aangewend, maar als biologische aandoening, naar analogie met zombiefilms die op datzelfde moment razend populair waren in Italië. Het feit dat men vanuit het perspectief van de “eters” vertelt maakt het bovendien net dat tikkeltje origineler. Ondanks het afwijkende stramien wordt Cannibal Apocalyspe tot het canon van de Italiaanse kannibalenfilm gerekend.
Ook Zombie Holocaust (1980) beroept zich op zowel kannibalen als zombies om de kijker op een absurd splatterfestijn te trakteren. Nochtans is de film niet zo smerig als zijn reputatie doet vermoeden, met uitzondering van de scène waarin iemand met zijn hoofd op de propeller van een motorbootje valt. Dit onvervalste pulpproduct is vooral interessant als curiosum dat zich liet inspireren door de kannibalenhype en Lucio Fulci's Zombi 2 (1979).
Dat het genre trouwens schaamteloos geëxploiteerd werd bewijst dan weer Emanuelle and the Last Cannibals (1977), een erotische horrorfilm met als meest befaamde scène een zwempartijtje waarin twee naakte vrouwen elkaar betasten onder het goedkeurend oog van een rokende chimpansee, of Slave of the the Cannibal God (1978) waarin een dwergkannibaal voor de komische noot zorgt. Beide films zijn essentieel voor genrecompletisten maar missen het sérieux om de kijker te verontrusten.
Een buitenbeentje in de Italiaanse kannibalenfilm is Anthropophagus (1980). Ondanks dat regisseur D’Amato duidelijk wilde meeliften op het succes van bovengenoemde titels, boogt hij op een totaal ander uitgangspunt. Enkele toeristen stranden met hun bootje op een Grieks eiland. Wanneer hun bootje per ongeluk wegdrijft, zijn ze gedoemd om er te overnachten. Al snel blijkt dat ze niet alleen zijn. Het desolate eiland met een labyrint aan nauwe steegjes waarin ze achtervolgd worden door een kannibaal is goed voor enkele beklemmende momenten. Daarnaast is Anthropophagus vooral befaamd omwille van twee misselijkmakende scènes, zijnde een zwangere vrouw die een pijnlijke abortus ondergaat en het verbijsterende slot waarin de kannibaal zich tegoed doet aan zijn eigen ingewanden.
Anthropophagus: de kannibaal die zichzelf opeet. |
De direct-to-DVD release van Welcome to the Jungle (2007) toonde aan dat zowel de studio's als het publiek niet meer happig waren op kannibalen. Vier irritante jongeren gaan op zoek naar een man die vijftig jaar eerder verdwenen is in de jungle van Papoea-Nieuw-Guinea. Zij hopen hiervoor een beloning te krijgen van zijn rijke familie, maar onderlinge ruzies zorgen ervoor dat ze opgesplitst geraken en een makkelijk doelwit vormen voor de laatst overgebleven kannibalenstam in de wereld. Aan de hand van hun teruggevonden videocamera's ontdekken we welk lot hen te beurt is gevallen. Hoewel deze goedkope rip-off van Cannibal Holocaust de natuurpracht en onheilspellende confrontaties met de inboorlingen doeltreffend op beeld weet vast te leggen, is hij gespeend van elke vorm van creativiteit. Daarnaast beletten de tenenkrommende vertolkingen dat je met de jongeren meeleeft zodat hun ondergang je quasi koud laat.
Hoewel de teneur en setting in Two Thousand Maniacs! (1964) van splatterlegende Herschell Gordon Lewis totaal anders is, maakt kannibalisme ook hier deel uit van een soort ritueel. Een groepje patriotten uit de zuidelijke VS maakt er een erezaak van om de verloren burgeroorlog te wreken. Ze lokken toeristen uit de noordelijke VS naar hun jaarlijkse feestbarbecue alwaar ze op de gril belanden na te zijn gedood in gruwelijke volksspelen. In tegenstelling tot Italiaanse genrefilms ligt het accent op de humor en is de jungle als decor omgeruild voor het platteland. De film heeft te lijden onder een gebrek aan budget en dat uit zich in slechte effecten en abominabele vertolkingen. Maar de amusementswaarde is ongezien hoog, net zoals in de remake 2001 Maniacs (2005), die met een groter budget de zwakheden van het origineel netjes weet te herstellen.
2. Kannibalisme als seksuele fantasie
In tegenstelling tot ritueel kannibalisme is kannibalisme
als extreme seksuele fantasie geen groepsaangelegenheid, maar een individueel
fenomeen waarbij de dader door het consumeren van mensenvlees één wordt met zijn
slachtoffer. Zo stond seriemoordenaar Jeffrey Dahmer erom bekend delen van
jonge mannen te hebben opgegeten, na ze te hebben vermoord en zich bezondigd te
hebben aan necrofilie. Zijn leven en misdaden werden verschillende keren
verfilmd, onder andere in Dahmer (2002). Hoewel deze film geen enkele scène
bevat waarin het eten van mensenvlees getoond wordt, is dit een intrigerende
weergave van een psychisch gestoorde man met morbide obsessies. Dahmer houdt
van machtsspelletjes en het domineren van zijn slachtoffers. Verklaringen voor
zijn daden blijven uit. Wel zien we aan de hand van flashbacks de steeds
gewelddadiger wordende evolutie die hij doormaakt. Het heden speelt zich
voornamelijk af in zijn appartement, gehuld in rode tinten die de scènes tussen
hem en zijn prooi een beklemmend effect bezorgen.
Een vergelijkbaar verhaal zien we in Der Totmacher (1995), over seriemoordenaar Fritz Haarmann die erom bekend stond zijn slachtoffers dood te bijten tijdens de seks.
Een vergelijkbaar verhaal zien we in Der Totmacher (1995), over seriemoordenaar Fritz Haarmann die erom bekend stond zijn slachtoffers dood te bijten tijdens de seks.
Ook gebaseerd op waargebeurde feiten is Deranged (1974).
Deze prent, met een ijzersterke vertolking van Roberts Blossom in de hoofdrol,
is de meest realistische weergave van het leven van Ed Gein, behalve dan
dat deze seriemoordenaar in het echt verklaarde geen kannibaal te zijn terwijl dit in de film
wel gesuggereerd wordt.
Nog vreemder was wellicht de zaak over de Kannibaal van
Rotenburg. In 2001 plaatste de Duitser Armin Meiwes een advertentie op een
obscure website waarin hij naar een goedgebouwde man tussen 18 en 30 jaar zocht
die zich door hem wilde laten afslachten en opeten. Hij vond Bernd Jürgen
Brandes, die maar één voorwaarde had: dat Meiwes zijn penis zou amputeren om
hem samen op te eten alvorens zich te laten vermoorden. Ook deze bizarre
romance werd verscheidene malen verfilmd, waarvan uitsluitend Cannibal (2006)
van Marian Dora het kijken waard is. De film is een verontrustend maar tegelijk
romantisch portret over ziekelijke seksuele verlangens. Dora kiest voor een
artistieke benadering in plaats van de voor de hand liggende exploitatiepiste. Zo
draagt de scène waarin de penis van Brandes geamputeerd en vervolgens
geconsumeerd wordt ondanks de intrinsieke gruwel toch een zekere tederheid uit.
Armin Meiwes richt een waar bloedbad aan. |
Dora handhaaft een subtiele grens tussen snoeiharde horror
enerzijds en ontroerende scènes begeleid door klassieke muziek anderzijds. Daarnaast
blijft hij trouw aan de feiten en geeft hij de mensen achter die feiten een
gezicht. Cannibal is met momenten onverwijld hard, een slag in je gezicht als
het ware, maar de oprechte motieven van de personages maken van dit groezelig
waargebeurde verhaal een beminnelijke film, hoe ironisch dit ook moge klinken.
De bekendste filmkannibaal is ongetwijfeld Hannibal Lecter.
In Manhunter (1986) en Silence of the Lambs (1991), beide gebaseerd op het boek
Red Dragon van Thomas Harris, wordt de geïnterneerde Lecter door de FBI geconsulteerd om een
moordzaak op te lossen. Aangezien Lecter, doctor in de psychiatrie, als geen
ander inzicht heeft in de psyche van een moordenaar, is zijn hulp van
onschatbare waarde. Maar zijn achterliggende motieven zijn niet zo
onbaatzuchtig als het lijkt, want hij houdt van machtsspelletjes en manipulatie.
Hoewel Manhunter op artistiek vlak veruit de betere film is, wist Silence of the Lambs
het grote publiek te veroveren met de legendarische doch redelijk theatrale vertolking van Anthony Hopkins als Hannibal Lecter. Er is één
welbepaalde scène waarin hij onder toezicht zijn cel verlaat, met een
mondmasker, maar er toch in slaagt om zijn bewakers op slinkse wijze te
verschalken en dood te bijten.
Echter, Lecters kannibalistische neigingen krijgen
meer aandacht in de vervolgfilm Hannibal (2001), waarin hij één van zijn
slachtoffers plaatselijk verdooft, ontdoet van het schedeldak en met veel
appetijt een deel van zijn hersenen consumeert tijdens een tête-à-tête aan een
chique gedekte tafel bij kaarslicht. De homo-erotische ondertoon is onmiskenbaar aanwezig en
de seksuele opwinding bij Lecter is, zij het impliciet, tastbaar. Een jaar
later kwam met Red Dragon (2002) een officieuze remake van Manhunter, met in de
huid van Hannibal Lecter alweer Anthony Hopkins die door deze drie vertolkingen
vandaag onlosmakelijk verbonden is met het begrip kannibalisme.
Hannibal Lecter maakt zich klaar voor het avondmaal. |
Vrouwelijke sekskannibalen zijn dan weer zeldzaam, maar ze bestaan.
In het Franse Trouble Every Day (2001) en het Belgische Cannibal (2010) zien we
hoe een nymfomane haar seksuele partners doodbijt en delen van hen opeet
tijdens de coïtus. Beide films handelen over extreme, ziekelijke seksuele verlangens
en hebben artistieke ambities te over, maar zijn ondanks enkele intense
momenten te afstandelijk om een psychologische impact achter te laten.
3. Kannibalisme om te overleven
In extreme omstandigheden kan de mens in een situatie belanden die hem met zichzelf confronteert en hem uitdaagt om zijn morele barrières te doorbreken, met als enige doel te overleven.
Alive (1993) vertelt het waargebeurde verhaal van een
Uruguyaans rugbyteam dat betrokken geraakt bij een vliegtuigcrash boven het
Andesgebergte. De ijzige koude, de moeilijke toegankelijkheid van het gebied en
het ontbreken van de exacte locatie maakt dat de reddingsoperatie al na negen
dagen gestaakt wordt. Vanaf dan zijn de overlevenden op zichzelf aangewezen. Ze
zoeken naar manieren om zelf uit hun hachelijke situatie te ontsnappen en
ondertussen voeden ze zich met de kadavers van de passagiers die de crash niet
overleefd hebben. Hoewel dit geen horrorfilm is, wekt de psychologische impact van
het kannibalisme een behoorlijk naargeestig gevoel op.
Wel een volbloed horrorfilm is het Britse Raw Meat (1972), over
een groep zwervers die al enkele generaties onder de grond leeft en aan voedsel
komt door metrogebruikers te ontvoeren. Een uitstekende film met een briljante Donald Pleasence die in elke scène de show steelt. Raw Meat weet op succesvolle wijze het midden te houden tussen horror,
humor en drama, zonder dat het een knoeiboel wordt. Wat de horror
betreft merk je dat deze prent gebukt gaat onder de tand des tijds.
Weerzinwekkend is de film bij vlagen, angstaanjagend jammer
genoeg niet meer.
The Hills Have Eyes (1977) is min of meer gelijkaardig. Een
inteeltfamilie verschanst zich in een rotsgebied om toevallige passanten
ongezien te kunnen besluipen. Destijds lokte deze prent van enfant térrible Wes
Craven zoveel controverse uit dat in verscheidene bioscopen enkele toeschouwers
naar de projectiekamer liepen om de filmrol uit de projector te rukken. De film
is losjes gebaseerd op de legende van ene Sawney Bean, die in de 15de en 16de
eeuw een deel van ruraal Schotland onveilig maakte met zijn 48-koppige bende.
Reizigers die zijn territorium doorkruisten werden steevast een kopje kleiner
gemaakt en voor het avondmaal bereid. Er wist er echter eentje te ontsnappen en
die trommelde de politie op, waarna Sawney en zijn bende op brutale wijze
bestraft werden voor hun misdaden.
De sterkte van The Hills Have Eyes schuilt in het tonen van twee verschillende beschavingen met conflicterende normen. De uitvoering oogt over het algemeen nogal knullig met belachelijke kostumering en karikaturale vertolkingen, maar dat wordt in de remake The Hills Have Eyes (2006) perfect opgevangen door een groter budget en het talent van regisseur Alexandre Aja. Waar het origineel gebukt gaat onder een gebrek aan spanning, is Aja's versie een adembenemende rollercoaster met bloedstollende suspense. Het vervolg op deze remake is enkel de moeite waard voor splatterfanaten.
Een vergelijkbare film is Wrong Turn (2003) (met inmiddels drie vervolgdelen) over mutanten die in een desolaat bosgebied jacht maken op verdwaalde tieners. De formule is ondertussen achterhaald, maar kent in de eerste film uit de reeks een nagenoeg feilloze uitwerking. Sporadisch worden mensenresten getoond die bereid worden om later als maaltijd te dienen voor de mutanten.
Een mutant komt thuis van een succesvolle jacht. |
Ook in Offspring (2009) zien we een gedegenereerde familie aan het werk. Sinds jaren verplaatsen enkele als neanderthalers uitgedoste holbewoners zich langs de kustlijn van de VS en Canada om fatsoenlijke gezinnen op brutale wijze te vermoorden en op te eten. Aan hun gedragingen en onverstaanbare taaltje is duidelijk te merken dat beschaving hen volslagen vreemd is. Anders dan The Hills Have Eyes ontbeert deze film een degelijk script. Van spanning of dreiging is totaal geen sprake, waardoor je rustig kan concluderen dat deze verfilming van Jack Ketchums boek een grandioze mislukking is.
Heel wat beter is het vervolg, The Woman (2011), waarin we een schijnbaar doodnormaal gezin volgen waarvan de vader tijdens het jagen per toeval een verwilderde vrouw vindt. Hij neemt haar mee naar huis, sluit haar op in de schuur en gebruikt haar om zijn duistere fantasieën op bot te vieren. Het personage van de autoritaire vader en zijn misogyne trekjes is sterk uitgewerkt en zorgt voor een beklemmende spanning die gaandeweg onder je huid gaat kruipen. Echter, wat een ijzersterk drama had kunnen worden verzandt naar het einde toe in een onzinnige splatterfilm.
De post-apocalyptische wereld die in The Road (2009) geportretteerd wordt, is er een van pure wanhoop en eenzaamheid. Een vader en zijn zoon dwalen rond in een verlaten niemandsland. Andere overlevenden hebben zich gegroepeerd tot gevaarlijke bendes en jagen op mensen omdat er verder geen ander voedsel is. De normvervaging als gevolg van de drang om te overleven bezorgt deze film een sinister randje. De visuele uitwerking is somber en past bij de thematiek, maar de focus van het verhaal ligt net iets teveel op sentiment.
Kannibalisme om te overleven kent met Hunger (2009)
misschien wel de meest pure benadering. Vijf personen worden door een
psychopaat gevangen gehouden in een donkere kelder met enkel een watervoorraad. De psychologische dimensie gaat veel verder dan de meeste
mainstream horrorfilms. Hoe lang zal het duren voor normen en waarden overboord
worden gegooid in de strijd om te overleven? Waar ligt het breekpunt van de
mens? Wanneer wordt de mens een beest? Vermits die verandering bij sommige personages
sneller plaatsvindt dan bij andere, levert dit intrigerende conflicten op.
Hunger is rauw, deprimerend en houdt de kijker een spiegel voor.
Heel wat beter is het vervolg, The Woman (2011), waarin we een schijnbaar doodnormaal gezin volgen waarvan de vader tijdens het jagen per toeval een verwilderde vrouw vindt. Hij neemt haar mee naar huis, sluit haar op in de schuur en gebruikt haar om zijn duistere fantasieën op bot te vieren. Het personage van de autoritaire vader en zijn misogyne trekjes is sterk uitgewerkt en zorgt voor een beklemmende spanning die gaandeweg onder je huid gaat kruipen. Echter, wat een ijzersterk drama had kunnen worden verzandt naar het einde toe in een onzinnige splatterfilm.
De post-apocalyptische wereld die in The Road (2009) geportretteerd wordt, is er een van pure wanhoop en eenzaamheid. Een vader en zijn zoon dwalen rond in een verlaten niemandsland. Andere overlevenden hebben zich gegroepeerd tot gevaarlijke bendes en jagen op mensen omdat er verder geen ander voedsel is. De normvervaging als gevolg van de drang om te overleven bezorgt deze film een sinister randje. De visuele uitwerking is somber en past bij de thematiek, maar de focus van het verhaal ligt net iets teveel op sentiment.
Vader en zoon dwalen rond in een niemandsland. |
4. Kannibalisme als verjongingskuur
Wat in Ravenous (1999) begint met het eten van mensen als noodzakelijk kwaad om te overleven nadat enkele soldaten vast komen te zitten in een sneeuwstorm, escaleert al snel naar een onstilbare honger. Volgens een oude legende wordt men zowel lichamelijk als geestelijk sterker door het eten van mensenvlees. Men neemt als het ware de krachten van de andere over. Guy Pearce ondervindt aan den lijve dat de legende meer waarheid bezit dan hij gewild had. Met zijn laatste restje menselijke waardigheid tracht hij zich te verzetten tegen de onweerstaanbare drang naar mensenvlees.
Iedereen droomt van eeuwige jeugd. Een televisiester is in Dumplings (2004) wanhopig op zoek naar een manier om de interesse terug te winnen van haar man, die tijdens zijn zakenreisjes vreemdgaat met jonge meisjes. Ze klopt aan bij een winkeltje waar verse dumplings met een geheim ingrediënt geserveerd worden. Deze Honkongse film gaat nog net ietsje verder dan het eten van mensenvlees. Het geheime ingrediënt van de dumplings bestaat namelijk uit vers geaborteerde foetussen. Hoewel de camera dit taboeonderwerp niet schuwt, moet de film het vooral hebben van het slimme scenario en de boeiende personages.
Cannibal Girls (1973) daarentegen is slecht gemaakte pulp van Canadese bodem. Een blondine, een brunette en een roodharig meisje vermoorden toeristen om er vervolgens een stoofpotje mee te bereiden. Net als in Ravenous blijkt mensenvlees goed voor het immuunsysteem, want geen van hen wordt ooit nog ziek. De hele mise-en-scène oogt bespottelijk goedkoop en het script stelt geen bal voor. Links laten liggen is de boodschap, tenzij je een voorliefde hebt voor wansmaak.
Aan gore effecten in The Resurrected (1992) geen gebrek. Deze film is losjes gebaseerd op het verhaal "The Case of Charles Dexter Ward" van H.P. Lovecraft. Aan de hand van flashbacks leren we dat een door onsterfelijkheid geobsedeerde magiër na zijn dood weer tot leven wordt gewekt door zijn achterkleinzoon, hem vermoordt en mensenvlees nuttigt om eeuwig jong te blijven. Hoewel de onheilspellende en griezelige atmosfeer van Lovecraft mooi gereconstrueerd wordt, speelt het gebrek aan budget de film soms parten. Net zoals de vertolkingen zijn de effecten van b-filmniveau.
5. Kannibalisme door een derde, onwetende partij
Filmregisseur Herschell Gordon Lewis maakte met Blood Feast (1963) de allereerste splatterfilm. Gedraaid in vijf dagen en met een budget van amper 24.000 dollar werd dit wanproduct een gigantisch succes in drive-in bioscopen. Ondanks felle kritiek op de misselijkmakende inhoud lustte het publiek wel pap van de Egyptische traiteur die fotomodellen in zijn feestmaaltijden verwerkt. Het gebrek aan budget en talent maakt van deze poging tot horror een hilarisch spektakel dat behoorlijk op de lachspieren werkt. Deze onkunde droeg in combinatie met een overdaad aan bloed en afgehakte ledematen bij aan de cultstatus van deze film, die een onmiskenbare invloed had op de ontwikkeling van het horrorgenre.
In Motel Hell (1980), over een motel met een wel erg gestoorde uitbater, vormen gasten en toevallige
voorbijgangers het geheime ingrediënt van zelfgedraaide worsten. Een leuk idee dat helaas op een matte manier wordt uitgewerkt. Spanning is er nauwelijks en de humor is allesbehalve geslaagd. Maar het grootste euvel is het lage tempo waaraan dit vehikel zich naar de rommelige finale sleept.
Een soortgelijke insteek zien we in de Australische horrorfilm Dying Breed (2008) over enkele van de beschaving afgezonderde hillbillies die verdwaalde jongeren in mootjes hakken en ze in taartjes verwerken. Afgezien van dit vindingrijke gegeven bezondigt deze prent zich aan de platgetrapte clichés van weinig verfrissende tienerhorror.
Dan is Meat grinder (2009), een Thaise horrorfilm over een kokkin die uit wrok mannen door de vleesmolen haalt en ze in kruidige noedelsoepjes aan haar cliënteel serveert, heel wat efficiënter. De snedige montage en sterk gebruik van kleurcontrasten maken deze film visueel aantrekkelijk. Bovendien slaagt het hoofdpersonage erin om zowel gruwel als sympathie op te wekken.
The Untold Story (1993) is eveneens uit Aziatische hoek afkomstig en kent een gelijkaardig opzet. Een gestoorde kok annex seriemoordenaar (voortreffelijk vertolkt door Anthony Wong) verwerkt de overblijfselen van zijn slachtoffers in dumplings die hij aan nietsvermoedende klanten serveert. Vreemd genoeg blijkt het gerecht een voltreffer, al zullen sommige kijkers wel twee keer nadenken voor ze nog eens Chinees uithalen. Deze in Hongkong geproduceerde horrorfilm is inmiddels berucht voor zijn overdadig geweld en is dan ook een aanrader voor eenieder die niet vies is van een spetter bloed of een afgehakte ledemaat hier en daar.
Hoewel de titel van The Cannibal Man (1972) expliciete wansmakelijkheden suggereert, wordt het kannibalisme subtiel naar de achtergrond verdrongen. In deze Spaanse arthouse-horror volgen we de hardwerkende Marcos die langzaam afglijdt in de miserie nadat hij per ongeluk iemand vermoordt en telkens een nieuwe moord pleegt om de vorige toe te dekken. De overblijfselen van zijn slachtoffers verwerkt hij in de soepmachine van de fabriek waar hij werkt.
Johnny Depp speelt een moordlustige kapper in Sweeney Todd: The Demon Barber of Fleet Street (2007). Hij ontmoet de uitbaatster van een pasteiwinkel en sluit een deal met haar: al zijn slachtoffers worden vanaf nu verwerkt in haar overheerlijke gebakjes. De muziek in deze horrormusical is betrekkelijk flauw. Hiertegenover staat echter een interessant verhaal dat verrassend compromisloos in beeld gebracht wordt, inclusief vlijmscherpe scheermessen en klaterende bloedfontijnen. Dit alles wordt aangedikt met een sfeervolle impressie van Londen in het Victoriaanse tijdperk waarin armoede en decadentie hand in hand gaan.
Dit voormalig Playboy-model werd waarschijnlijk niet gecast voor haar acteertalent. |
Een soortgelijke insteek zien we in de Australische horrorfilm Dying Breed (2008) over enkele van de beschaving afgezonderde hillbillies die verdwaalde jongeren in mootjes hakken en ze in taartjes verwerken. Afgezien van dit vindingrijke gegeven bezondigt deze prent zich aan de platgetrapte clichés van weinig verfrissende tienerhorror.
Dan is Meat grinder (2009), een Thaise horrorfilm over een kokkin die uit wrok mannen door de vleesmolen haalt en ze in kruidige noedelsoepjes aan haar cliënteel serveert, heel wat efficiënter. De snedige montage en sterk gebruik van kleurcontrasten maken deze film visueel aantrekkelijk. Bovendien slaagt het hoofdpersonage erin om zowel gruwel als sympathie op te wekken.
The Untold Story (1993) is eveneens uit Aziatische hoek afkomstig en kent een gelijkaardig opzet. Een gestoorde kok annex seriemoordenaar (voortreffelijk vertolkt door Anthony Wong) verwerkt de overblijfselen van zijn slachtoffers in dumplings die hij aan nietsvermoedende klanten serveert. Vreemd genoeg blijkt het gerecht een voltreffer, al zullen sommige kijkers wel twee keer nadenken voor ze nog eens Chinees uithalen. Deze in Hongkong geproduceerde horrorfilm is inmiddels berucht voor zijn overdadig geweld en is dan ook een aanrader voor eenieder die niet vies is van een spetter bloed of een afgehakte ledemaat hier en daar.
Hoewel de titel van The Cannibal Man (1972) expliciete wansmakelijkheden suggereert, wordt het kannibalisme subtiel naar de achtergrond verdrongen. In deze Spaanse arthouse-horror volgen we de hardwerkende Marcos die langzaam afglijdt in de miserie nadat hij per ongeluk iemand vermoordt en telkens een nieuwe moord pleegt om de vorige toe te dekken. De overblijfselen van zijn slachtoffers verwerkt hij in de soepmachine van de fabriek waar hij werkt.
Johnny Depp speelt een moordlustige kapper in Sweeney Todd: The Demon Barber of Fleet Street (2007). Hij ontmoet de uitbaatster van een pasteiwinkel en sluit een deal met haar: al zijn slachtoffers worden vanaf nu verwerkt in haar overheerlijke gebakjes. De muziek in deze horrormusical is betrekkelijk flauw. Hiertegenover staat echter een interessant verhaal dat verrassend compromisloos in beeld gebracht wordt, inclusief vlijmscherpe scheermessen en klaterende bloedfontijnen. Dit alles wordt aangedikt met een sfeervolle impressie van Londen in het Victoriaanse tijdperk waarin armoede en decadentie hand in hand gaan.
Nog gruwelijker omwille van de achterliggende gedachte is Soylent Green (1973), een Amerikaanse SF-film waarin een dystopische staat op georganiseerde wijze het probleem van de overbevolking aanpakt. Iedereen die zich tegen het establishment verzet, verdwijnt en wordt in geheime fabrieken verwerkt in een nieuw voedselproduct dat men aan de hongerlijdende bevolking uitdeelt. Het intrigerende aan Soylent Green is dat er een geloofwaardig toekomstbeeld wordt opgehangen zonder dat er ook maar één futuristisch voorwerp in voorkomt. De film concentreert zich namelijk op de afwezigheid van datgene wat we in een welvarend land als vanzelfsprekend beschouwen: vlees, sterke drank, sigaretten, fruit, groenten en papier. Voorts komen problematieken als overbevolking en opwarming van de aarde aan bod, waardoor de film zoveel jaar na datum nog steeds brandend actueel is.
6. Overige
Hieronder een overzicht van essentiële kannibalenfilms die niet in voorgaande categorieën passen.
Frightmare (1974) is een geval apart. Deze obscure Britse horrorfilm toont een oude vrouw met een verslaving aan mensenvlees. Een motief hiervoor wordt niet gegeven, maar rituele en seksuele drijfveren ontbreken overduidelijk. Frightmare is slim opgebouwd, thematisch gedurfd, doorspekt van maatschappijkritiek en kent bovendien een overtuigende rolbezetting, met als uitschieter Sheila Keith. De scène waarin ze met een manische grijns één van haar slachtoffers met een boormachine bewerkt is op zijn zachtst gezegd verontrustend. Het zal je oma maar zijn… Net zoals de rest van de film is het slot trouwens ontzettend deprimerend.
Frightmare kwam in hetzelfde jaar uit als The Texas Chainsaw Massacre (1974). Kannibalisme krijgt in deze voorloper van de slasherfilm echter een iets andere invulling. In de befaamde dinerscène zien we hoe Leatherface en de andere gezinsleden de overblijfselen van hun slachtoffers nuttigen. Veeleer dan een ritueel of een morbide fantasie lijkt het mensenvlees hier een onderdeel te zijn van het dagelijkse dieet.
Regisseur Tobe Hooper slaagt er in om aan de hand van
perfecte timing een bloedbad te suggereren terwijl er in feite amper een spatje
bloed getoond wordt. Daarnaast dompelen de duistere soundtrack en nerveuze
cameravoering de geweldsequenties om in een gruwelijke nachtmerrie. Net als Psycho (1960) liet deze prent zich inspireren door de
misdaden van Ed Gein die, naast het leegroven van kerkhoven, mensen vermoordde
en hun overblijfselen recycleerde tot meubels en accessoires. The Texas
Chainsaw Massacre was daarmee een van de eerste commercieel succesvolle films
die het bioscooppubliek confronteerde met een nieuw maatschappelijk fenomeen:
de seriemoordenaar.
Spider Baby (1968) speelt zich net zoals The Texas Chainsaw Massacre af in ruraal Amerika. Nadat hun ouders gestorven zijn, bewonen de door een zeldzame ziekte geteisterde kinderen het ouderlijke huis, onder de hoede van chauffeur Bruno die het beste met hen voorheeft. Als enkele familieleden het huis komen opeisen en de kinderen naar een instelling willen brengen, draait het disfunctionele gezin door. De chauffeur is niet bij machte om te voorkomen dat de dochter des huizes een ware slachtpartij ontketent om haar broer en zus van voedsel te voorzien. Duidelijk een horrorfilm, maar wel eentje met veel drama-elementen en een zwartkomisch randje.
Spider Baby: een gezellig dinertje met de familie Merrye. |
Hallucinations of a Deranged Mind (1978) van José Mojica Marins is een schoolvoorbeeld van een curiosum uit de diepste krochten van de rioolcinema. Naast gratuit naakt, krioelende insecten en sadistische martelingen maakt kannibalisme deel uit van één grote hallucinatie op celluloid. Uitsluitend voorbehouden voor de geoefende pulpfanaat!
Rabid Grannies (1988), een doodsaai Troma-vehikel waarin twee oudjes een etentje organiseren om hun kannibalistische lusten te botvieren. Dit wanproduct heeft een stevige reputatie maar heeft buiten wat kinderachtige humor nauwelijks iets te bieden. De special FX ogen bovendien erg goedkoop en de vertolkingen zijn vreselijk irritant.
Society (1989) is een stuk intelligenter. Deze film van Brian Yuzna handelt over de klassenstrijd. In een spetterende finale zien we hoe leden van de bourgeoisie zich tijdens een orgie aan elkaar tegoed doen, het exponent van hun decadentie zeg maar. Hoewel het eten van mensenvlees slechts triviaal aanwezig is, mag deze cultklassieker niet ongezien blijven. Het inventieve scenario, de special FX en de absurde humor in deze moderne horrorparabel verdienen een pluim.
MAAR WIE WEET JE NOOIT OOK EEN LEKKERE SAPPIGE MEISJESSLACHTVARKENSVLEES LEKKER OPGEGETEN ZOUDEN TE WORD
BeantwoordenVerwijderenEN?